Psalmen 131 - 1997
Schriftlezingen:
1e lezing Psalmen 131
1 Heer, niet verheft zich mijn hart,
Mijn ogen vermeten zich niet.
Ik begeef mij niet in wat te groot is,
te wonderbaarlijk voor mij.
2 Neen, bedaren liet ik, verstillen mijn ziel
als een kind bij zijn moeder geborgen;
als dat kind zo voel ik mijn ziel,
3 Dat Israël wachte de Heer,
van thans tot in eeuwigheid.
2e lezing Mattheüs 11: 25-30
25 Te dien tijde hief Jezus aan en zeide: Ik dank U, Vader, Heer des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, doch aan kinderkens geopenbaard.
26 Ja, Vader, want zo is het een welbehagen geweest voor U.
27 Alle dingen zijn Mij overgegeven door mijn Vader en niemand kent de Zoon dan de Vader, en niemand kent de Vader dan de Zoon en wie de Zoon het wil openbaren.
28 Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven;
29 neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen;
30 want mijn juk is zacht en mijn last is licht.