1943 - 0000 Op 14 december te Hoevelaken geboren 
1950 - 1956 Schimmelpenninck van der Oye Lagere School te Hoevelaken 
1956 - 1962  

Gymnasium B opleiding Corderius Lyceum Amersfoort 

1960 - 1961   Voorzitter Leerlingenvereniging CLA
1962 Studie wis-, natuur- en sterrenkunde Rijksuniversiteit Utrecht 
1962 - 1963   Aanvullende opleiding Gymnasium A 
1963 - 1971   Studie theologie Rijksuniversiteit Utrecht 
1966 Gehuwd met Marjoleen A. van den Berg 
1971 - 1976   Predikant te Oosterwolde (Gld) 
1976 - 1984   Predikant te Epe 
1976 - 1984  

Parttime leraar godsdienst en maatschappijleer aan het Lambert Franckens College te Elburg 

1982  Promotie te Utrecht tot doctor in de Godgeleerdheid  
1982 - 1992   Lid van de Raad voor de zaken van Kerk en Theologie  
1983 - 1984    Lid van de Generale Synode van de Nederlandse Hervormde Kerk  
1983 - 1984   Lid van de Raad voor de verhouding van Kerk en Israël 
1984 - 1999   Secretaris van de Raad voor de verhouding van Kerk en Israël 
1984 - 1994   Adviseur van de Hervormde synode 
1985 - 2002  

Adviseur van de commissie Kerk en Israël van de Reformierte Bund in Duitsland

1986 - 1999   Docent cursus Theologische Vorming van Gemeenteleden in Apeldoorn 
1985 - 1993  

Lid en voorzitter (1989-1993) van het Interkerkelijk Contact Israël  (ICI)

1992 - 2002  

Lid van de ad hoc commissie ‘Kerk en Joodse volk’ van de Raad van Kerken in Nederland

ter begeleiding van een theologische consulatie met de Middle East Council of Churches (MECC)

1991 - 2002  

Bestuurslid en voorzitter (1992-1994) van het Overlegorgaan van Joden en Christenen in Nederland (OJEC) 

1992 - 2002 

Lid van de Consultation on the Church and the Jewish People van de World Council of Churches (CCJP)

1999 - 2002  

Beleidsmedewerker Kerk en Israël en Kerk en Theologie bij het Landelijk Dienstencentrum van de Samen op Weg-kerken te Utrecht

1999 - 2002  

Lid landelijke stuurgroep internationaal samenwerkingsproject Intercultureel Bijbellezen 

1999 - 2002   Lid landelijke stuurgroep Kerken en het Nieuwe Tijds Denken 
2000 - 2010   Lid landelijke werkgroep Kerk en Prediking 
2002 Vanaf 1 juni emeritus-predikant 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In 1982 promoveerde Hendrik Vreekamp in Utrecht op ‘De vreze des Heren – een oorsprongswoord in de systematische theologie’. Promotor was prof.dr J.M. Hasselaar, die hem - onder meer tijdens de jaarlijkse ‘Barth-weken’ op Hydepark - grondig inleidde in de theologie van Karl Barth. Tijdens zijn theologische studie werd het dogmatisch stempel gezet door prof.dr A.A. van Ruler. In 1968 legde hij het Kerkelijk examen cum laude af. Het doctoraalexamen, in februari 1971 cum laude afgelegd, omvatte de vakken dogmatiek (A.A. van Ruler / J.M. Hasselaar), dogmengeschiedenis (G.P. Van Itterzon), geschiedenis van de wijsbegeerte van de godsdienst (A.E. Loen / V. Brümmer), Nieuwe Testament (W.C. van Unnik). De titel van de scriptie luidde: ‘Het geloofscriticisme als methode der theologie’ (over de theologie van Th.L.Haitjema). Gegeven zijn taak ten behoeve van Kerk en Israël, zocht hij het thema ‘Het jodendom als vraag aan de Kerk’ (K.H. Miskotte) in kerk en theologie te integreren. Het werk van de Duitse theoloog Friedrich-Wilhelm Marquardt volgde hij de jaren door. Van 1995 tot 2001 leidde hij samen met dr A.M. Spijkerboer de jaarlijkse Marquardt-weken op Hydepark (PAO), waarbij telkens een deel van diens Dogmatik werd bestudeerd. Internationale ervaring in de ontmoeting tussen Joden en christenen deed hij onder meer op tijdens de jaarlijkse conferenties van de International Council for Christians and Jews (ICCJ) in Dublin (1985), Salamanca (1986), Fribourg (1987), Montreal (1988), Lille (1989), Southampton (1991), Eisenach (1992), Haifa (1993), Warschau (1994), Budapest (1995). Als lid van de Consultation on the Church and the Jewish People (CCJP) woonde hij conferenties bij in Budapest (1994) en Vilnius (1997).

 

Als universitair docent ad hoc gaf hij een achttal gastcolleges dogmatiek, ‘Inleiding in de hervormde Israël-theologie’, Rijks Universiteit Utrecht 1989; gastcolleges Apostolaat, Rijks Universiteit Utrecht, 1987-1989; gastcollege Spiritualiteit, Theologische Universiteit Kampen, 1987; gastcolleges Rijks Universiteit Leiden, in het kader van de dogmatiek ‘Inleiding in de Israeltheologie’, 1994 –1998; HOVO gastcolleges Theologische Universiteit Kampen over leven en werk van Van Ruler (1998), Kohlbrugge (1999) en Hasselaar (2000); gastcolleges Liturgiek Kerkelijke opleiding Rijksuniversiteit Utrecht (2003-2005). 

Ervaring in didactische en contactuele vaardigheden deed hij op als predikant, leraar godsdienst en maatschappijleer (HAVO, Atheneum), docent cursus Theologische vorming van gemeenteleden, gastdocent aan theologische faculteiten en het Theologisch Seminarium Hydepark. Het overdragen van kennis op het terrein van Kerk en Israël vond plaats op gevarieerde niveaus. Daartoe behoorde een actieve deelname in de media (interviews in de geschreven pers, radio- en televisieuitzendingen). Lezingen hield hij in het kader van de (theologische) relatie van de kerk met het Joodse volk (op gemeenteavonden; in nagenoeg alle classes van de Nederlandse Hervormde Kerk en vele SoW-classes; voor studentenverenigingen in Amsterdam, Delft, Groningen, Leiden, Utrecht, Wageningen).  

 

Gedurende ruim dertien jaar was hij predikant in een plaatselijke gemeente. Vijf jaar voor gewone werkzaamheden (Oosterwolde; de kerk in het midden) en acht jaar voor bijzondere werkzaamheden (Epe; modaliteiten-gemeente). Vanaf 1984 was hij predikant voor buitengewone werkzaamheden, ten behoeve van het werk van Kerk en Israel, sinds 1999 gedetacheerd bij het Landelijk Diensten centrum (LDC) van de Samen op Weg-kerken in Utrecht. In 2002 ging hij met emeritaat. Nagenoeg wekelijks gaat hij voor in kerkdiensten verspreid over het spectrum van de Protestantse Kerk in Nederland. 

 

In 2003 verschijnt ‘Zwijgen bij volle maan’, vrucht van onderzoek naar de verhouding van jodendom, christendom en heidendom in Noord-Europa. Culturele reizen werden gemaakt naar Israël, Egypte, Jordanië, Ierland (Keltisch christendom), Schotland (Iona, Orkney eilanden), Engeland (Avebury, Glastonbury, Stonehenge), IJsland, Denemarken (Jelling), Noorwegen, Zweden (Uppsala, Birka, Sigtuna), Finland, Spanje, Portugal, Italië, Verenigde Staten (Hopi-Indianen), Moskou, Sint Petersburg, Nepal, Gambia, Senegal, Tunesië, Polynesië, Nieuw-Zeeland, Australië, Papoea Nieuw Guinea, India, Groenland, Baffin Islands, Canada, Suriname, Cuba. 

 

DE OORSPRONG VAN DE FAMILIENAAM VREEKAMP 

Alle dragers van de familienaam Vreekamp stammen af van het echtpaar Aalt Elissen (geboren 1787 te Putten, overleden 1846 te Nijkerk) en Eijbertje Hendriks Stomphorst (geboren 1792 te Nijkerk en overleden in 1823 aldaar). Nadat Aalt en Eijbertje op 27 mei 1814 in Nijkerk getrouwd waren, kregen zij vijf kinderen: eerst een dochter, Trijntje, en daarna vier zoons, Elis (die op twaalfjarige leeftijd overleed), Hendrik, Peter en Jacobus. 

 

Naamsaanneming 

Wanneer Aalt Elissen op 30 oktober 1820 op het stadhuis in Nijkerk aangifte heeft gedaan van de geboorte van zijn vierde kind, Peter, blijkt volgens de geboorteakte de vader van de pasgeborene de naam Aalt Elissen Vreekamp te dragen. Ook Aalt Elissen moest, als ieder ander in het begin van de negentiende eeuw, een familienaam aannemen. Waarom koos hij de naam 'Vreekamp'? De aangenomen naam wijst op een 'kamp', een perceel land dus. Voor de hand ligt om te veronderstellen dat Aalt woonde op de 'vreekamp'. De vraag is dan, waar deze 'kamp' gelegen is.  

 

Drie vierde morgen 

Enkele maanden na de geboorte van Jacobus, haar vijfde kind, overlijdt Eijbertje Hendriks Stomphorst op 8 mei 1823 op de leeftijd van dertig jaar. In de 'Memorie van aangifte der nalatenschap' van 6 november 1823 lezen we de volgende verklaring van haar echtgenoot: Wijders verklare ik ondergetekende dat de onroerende goederen door de overledene nagelaten alleenlijk bestaan in de helft in een huisje en hof met drie vierde morgen bouwland staande en gelegen onder Nijkerk op Sligtenhorst staande op Erfpagtsgrond van Gerrit Woudenberg'. 

 

Kadaster 

Aan de hand van het kadaster van Nijkerk uit het jaar 1832 (Kadastrale atlas Gelderland 1832 - Nijkerk, Arnhem 1989)kunnen we nauwkeurig vaststellen waar Aalt Elissen, die in de kadastrale atlas Aalt Elbertsen wordt genoemd, op Slichtenhorst heeft gewoond. Het huisje met hof en drie vierde morgen bouwland ligt ten zuiden van de Buntwal en draagt de kadastrale nummers G 1003 (bouwland), G 1004 (huis en erf), G 1005 (boom¬gaard) en G 1006 (tuin). Tot op vandaag is de grens van dit perceel in het landschap zichtbaar gebleven. Op de kadaster-kaart is het herkenbaar als een vierhoekige inham aan de westkant van een uitgestrekt per¬ceel, dat het kadastrale nummer G 1007 draagt. In 1832 is dit perceel als weiland in ge¬bruik. Het is groot bijna 12 hectaren en staat op naam van Gerrit Woudenberg. Deze laatste woont op de bekende boerderij 'Westfalingsgoed' op Slichtenhorst. Het huisje dat Aalt en Eijbertje bewoonden was dus gelegen op land dat bij de boerderij 'Westfalingsgoed' hoorde. 

 

Brant Aerts van Slichtenhorst 

Het spoor leidt vervolgens terug naar de zeventiende eeuw, naar de toenmaals vermaarde bewoner van 'Westfalingsgoed' Brant Aerts van Slichtenhorst. In het boek van G. Beernink over Brant van Slichtenhorst en zijn beroemde zoon Dr Arend van Slichtenhorst ontdekken we in verband met de onderlinge strijd tussen de Nijkerkse ambtsjonkers Brant Aerts en Carel Bentinck ten Berencamp het volgende gegeven (G. Beernink, De geschiedschrijver en rechtsgeleerde Dr. Arend van Slichtenhorst en zijn vader Brant van Slichtenhorst, stichter van Albany, hoofdstad van den Staat New-York, Gelre, No.12, Arnhem 1916, p.60.) 'Brant Aerts had op 19 Maart 1630 van het Proevenfonds 200 gulden geleend en hiervoor zijne "Vreekamp" verbonden'. Deze mededeling vroeg om een zoektocht in het gastvrije Gemeentearchief van Nijkerk. De daar bewaarde 'Verantwoording van uitgaven en inkomsten van het Proevenfonds' (Zie over het Proevenfonds in Nijkerk: Oud-Nijkerk, 14/3, aug.1995, p.11.)leverde het gezochte bewijs zwart op wit. In het boek van Uitgiften valt bij 19 Maart 1630 het volgende te lezen: 

'19 ditto f. tweehondert diewelcke te heeden op 

Rente vrijt (?) gedaen hebben aan Brant Aertssen 

waeraff hij jaerlicx betalen sal darthiende halff 

derselwer gulden weesende tegens zes ende half 

oort ten hondert en heeft se gehijpoticqueert in 

sijn vreekamp groot omtrent twaelff margen 

gelijck bij den besegelden brieff daeraff gemaeckt 

te sichte'. 

Brant Aerts heeft, zo blijkt uit deze tekst, in het geding met Carel Bentinck op korte termijn een som geld nodig. Hij leent tegen betaling van rente 200 gulden van het Proevenfonds en zet daarvoor een kamp land, zijn 'vreekamp', in. Het jaar daarop betaalt hij het bedrag met rente terug aan het Proevenfonds. In het boek van Ontvangsten over het jaar 1631 staat genoteerd: 

'Van Brant Aertssen op den XIX Meer 

twee hondert elf en 12 - 4 211 - 12 - 4' 

Uit deze gegevens blijkt dus dat Brant Aerts in 1630 een stuk land bezat genaamd de 'vreekamp', dat ongeveer twaalf morgen groot was. 

 

Aan de Buntwal 

Gegeven het feit dat de kamp waarop Aalt Elissen begin negentiende eeuw een bescheiden plek toegewezen kreeg, ook om en nabij twaalf morgen groot was, ligt de conclusie voor de hand. De 'vreekamp' ligt op het terrein van 'Westfalingsgoed', in zuidelijke richting, vlak over de Buntwal in het Veen. De familienaam Vreekamp gaat dus terug op de reeds in de zeventien¬de eeuw bekende naam van een kamp land, de 'vreekamp', gelegen aan de Buntwal in het Veen en behorend aan Brant Aerts van Slichtenhorst. 

Ontginning 

Wat betekent de naam 'vreekamp'? De betekenis van het woord 'vree' is: omheining. In de streek rond Nijkerk wordt gesproken van 'vreepalen' waarmee een kamp land wordt omheind. De oude uitdrukking 'in vrede leggen' is een term voor het omheinen en vervolgens ontginnen van veengebied. Beernink wijst in zijn boek er op, dat het goed van Brant van Slichtenhorst aan de zuidzijde door vervening meer bouw- en weilanden kon verkrijgen. (Beernink, a.w., p.19.) Het grote veen tussen Buntweg en Laak, zo schrijft hij, werd gerekend als vrijwel waardeloze grond. De boeren van Slichtenhorst, onder wie Brant Aerts, probeerden uit dit veengebied bouw- en weiland te verwerven. Daghuurders als Aalt Elissen kregen in sommige gevallen toe-stemming om in dit veengebied een huisje neer te zetten, met daaromheen een bescheiden tuin en boomgaard en een stukje bouw- of weiland. 

 

 

De vreekamp in praktijk 

Aalt en Eijbertje hebben, zo kunnen we vaststellen, in de aangenomen naam Vreekamp de betekenis van die naam letterlijk in praktijk gebracht. In het oude veengebied hebben zij een gedeelte omheind, het land ontgonnen en in cultuur gebracht. 

Het huisje van Aalt en Eijbertje heeft, zoals zovele oude woningen in het Veen, plaats moeten maken voor een nieuwere woning. Maar tot op vandaag zijn aan de Buntwal de tuin en de boomgaard te zien, waar ooit Eijbertje in haar korte leven de vruchten voor haar gezin heeft geoogst. 

 

H. Vreekamp 

 

(Dit artikel werd gepubliceerd in: Oud-Nijkerk, jaargang 1996, nr. 3.)