Jesaja 40v 1-11 - 1996
Schriftlezingen
1e lezing Jesaja 40: 1-11
1 Troost, troost Mijn volk, zal uw God zeggen. 2 Spreekt naar het hart van Jeruzalem, en roept haar toe, dat haar strijd vervuld is, dat haar ongerechtigheid verzoend is, dat zij van de hand des Heeren dubbel ontvangen heeft voor al haar zonden. 3 Een stem van de roepende in de woestijn: Bereidt de weg des Heeren, maakt recht in de wildernis een baan voor onze God! 4 Alle dalen zullen verhoogd worden, en alle bergen en heuvels zullen vernederd worden; en wat krom is, dat zal recht, en wat hobbelachtig is, dat zal tot een vallei gemaakt worden. 5 En de heerlijkheid des Heeren zal geopenbaard worden; en alle vlees tegelijk zal zien, dat de mond des Heeren het gesproken heeft. 6 Een stem zegt: Roept! En hij zegt: Wat zal ik roepen? Alle vlees is gras, en al zijn goedertierenheid als een bloem des velds. 7 Het gras verdort, de bloem valt af, als de Geest des Heeren daarin blaast; voorwaar, het volk is gras. 8 Het gras verdort, de bloem valt af; maar het Woord van onze God bestaat in eeuwigheid. 9 O Sion, gij verkondigster van goede boodschap, klim op een hoge berg; o Jeruzalem, gij verkondigster van goede boodschap, hef uw stem op met macht, hef ze op, vrees niet, zeg de steden van Juda: Zie hier is uw God! 10 Ziet, de Heere Heere zal komen tegen de sterke, en Zijn arm zal heersen; ziet, Zijn loon is bij Hem, en Zijn arbeidsloon is voor Zijn aangezicht. 11 Hij zal Zijn kudde weiden gelijk een herder; Hij zal de lammeren in Zijn armen vergaderen, en in Zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtjes leiden.
2e lezing Markus 1: 1-8
1 Het begin van het Evangelie van JEZUS CHRISTUS, de Zoon van God. 2 Gelijk geschreven is in de profeten: Ziet, Ik zend Mijn engel voor Uw aangezicht, die Uw weg voor U heen bereiden zal. 3 De stem des roependen in de woestijn: Bereidt de weg des Heeren, maakt Zijn paden recht. 4 Johannes was dopende in de woestijn, en predikende de doop er bekering tot vergeving der zonden. 5 En al het Joodse land ging tot hem uit, en die van Jeruzalem; en werden allen door hem gedoopt in de rivier de Jordaan, belijdende hun zonden. 6 En Johannes was gekleed met kemelshaar, en met een leren gordel om zijn lendenen, en at sprinkhanen en wilde honing. 7 En hij predikte, zeggende: Na mij komt, Die sterker is dan ik, Wien ik niet waardig ben, neerbukkende, de riem van Zijn schoenen te ontbinden. 8 Ik heb u wel gedoopt met water, maar Hij zal u dopen met de Heilige Geest.