Psalmen 23 - 2001
Schriftlezingen:
1e lezing Psalmen 23
1 De Heer is mijn herder mij zal niets ontbreken. 2 Hij wijst mij te liggen in grazige weiden. hij voert mij naar wateren der rust. 3 Hij behoedt mijn ziel voor verdwalen, hij leidt mij in sporen van waarheid getrouw aan zijn naam. 4 Moest ik gaan door het dal van de schaduw des doods, kwaad zou ik niet vrezen. Want naast mij gaat gij, uw stok en uw staf zij doen mij getroost zijn. 5 Een tafel richt gij mij aan in het aangezicht van mijn belagers en zalft met olie mijn hoofs. Mijn beker vloeit over, 6 Zo zijn dan geluk en genade om mijn schreden al de dagen mijns levens. Verblijven mag ik in het huis van de Heer tot in lengte van dagen.
2e lezing Lukas 2: 15-21
15 En het geschiedde, toen de engelen van hen heengevaren waren naar de hemel, dat de herders tot elkander spraken: Laten wij dan naar Betlehem gaan om te zien hetgeen geschied is en ons door de Here is bekendgemaakt. 16 En zij gingen haastig en vonden Maria en Jozef, en het kind liggende in de kribbe. 17 En toen zij het gezien hadden, maakten zij bekend hetgeen tot hen gesproken was over dit kind. 18 En allen, die ervan hoorden, verbaasden zich over hetgeen door de herders tot hen gezegd werd. 19 Doch Maria bewaarde al deze woorden, die overwegende in haar hart. 20 En de herders keerden terug, God lovende en prijzende om alles wat zij hadden gehoord en gezien, gelijk het hun gezegd was. 21 En toen acht dagen vervuld waren, zodat zij Hem moesten besnijden, ontving Hij ook de naam Jezus, die door de engel genoemd was, eer Hij in de moederschoot was ontvangen.