2 Koningen 2v 1-15 -1997
Schriftlezingen
1e lezing 2 Koningen 2: 1-15
1 Het geschiedde, toen de Here Elia in een storm ten hemel zou opnemen, dat Elia met Elisa uit Gilgal ging. 2 En Elia zeide tot Elisa: Blijf toch hier, want de Here heeft mij naar Betel gezonden. Maar Elisa zeide: Zo waar de Here leeft en gijzelf leeft, ik zal u niet verlaten. Daarop begaven zij zich naar Betel. 3 Toen kwamen de profeten van Betel naar Elisa en vroegen hem: Weet gij, dat de Here heden uw heer boven uw hoofd zal wegnemen? En hij antwoordde: Ook ik weet het, zwijgt stil. 4 En Elia zeide tot hem: Elisa, blijf toch hier, want de Here heeft mij naar Jericho gezonden. Maar hij zeide: Zo waar de Here leeft en gijzelf leeft, ik zal u niet verlaten. Zo kwamen zij te Jericho. 5 Toen naderden de profeten van Jericho tot Elisa en vroegen hem: Weet gij, dat de Here heden uw heer boven uw hoofd zal wegnemen? En hij antwoordde: Ook ik weet het, zwijgt stil. 6 En Elia zeide tot hem: Blijf toch hier, want de Here heeft mij naar de Jordaan gezonden. Maar hij zeide: Zo waar de Here leeft en gijzelf leeft, ik zal u niet verlaten. Zo gingen zij beiden verder. 7 Vijftig man van de profeten waren ook gegaan, maar bleven op verre afstand staan, toen zij beiden aan de Jordaan stilstonden. 8 Daarop nam Elia zijn mantel, wond hem samen en sloeg op het water; en dit verdeelde zich herwaarts en derwaarts, zodat zij beiden door het droge overstaken. 9 En zodra zij overgestoken waren, zeide Elia tot Elisa: Doe een wens. Wat zal ik voor u doen, eer ik van u word weggenomen? En Elisa zeide: Zo moge dan een dubbel deel van uw geest op mij zijn. 10 En Elia zeide: Gij hebt een moeilijke zaak gewenst. Indien gij mij zult zien, terwijl ik van u word weggenomen, dan zal het u aldus geschieden. Maar indien niet, dan zal het niet geschieden. 11 En, terwijl zij voortgingen, al wandelende en sprekende, zie, een vurige wagen en vurige paarden! en die maakten scheiding tussen hen beiden. Alzo voer Elia in een storm ten hemel. 12 En Elisa zag het en riep uit: Mijn vader, mijn vader! Wagens en ruiters van Israƫl! En hij zag hem niet meer. Toen greep hij zijn klederen en scheurde ze in twee stukken. 13 Daarop raapte hij de mantel van Elia op, die van hem afgevallen was, keerde terug en ging aan de oever van de Jordaan staan. 14 En hij nam de mantel van Elia, die van hem afgevallen was, sloeg op het water, en riep: Waar is de Here, de God van Elia, ja Hij? Hij sloeg op het water en dit verdeelde zich herwaarts en derwaarts, zodat Elisa kon oversteken. 15 De profeten van Jericho, die op enige afstand stonden, zagen hem en zeiden: De geest van Elia rust op Elisa. En zij kwamen hem tegemoet en bogen zich voor hem ter aarde.
2e lezing Lukas 24: 44-53
44 Hij zeide tot hen: Dit zijn mijn woorden, die Ik tot u sprak, toen Ik nog bij u was, dat alles wat over Mij geschreven staat in de wet van Mozes en de profeten en de psalmen moet vervuld worden. 45 Toen opende Hij hun verstand, zodat zij de Schriften begrepen. 46 En Hij zeide tot hen: Aldus staat er geschreven, dat de Christus moest lijden en ten derden dage opstaan uit de doden, 47 en dat in zijn naam moest gepredikt worden bekering tot vergeving der zonden aan alle volken, te beginnen bij Jeruzalem. 48 Gij zijt getuigen van deze dingen. 49 En zie, Ik doe de belofte mijns Vaders op u komen. Maar gij moet in de stad blijven, totdat gij bekleed wordt met kracht uit den hoge. 50 En Hij leidde hen naar buiten tot bij Betaniƫ en Hij hief de handen omhoog en zegende hen. 51 En het geschiedde, terwijl Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde. 52 En zij keerden terug naar Jeruzalem met grote blijdschap, 53 en zij waren voortdurend in de tempel, lovende God.