Genesis 8v 1-5 - 1988
Schriftlezingen:
1e lezing Genesis 8: 1-5
1 En God gedacht aan Noach, en aan al het gedierte, en aan al het vee, dat met hem in de ark was; en God deed een wind over de aarde doorgaan, en de wateren werden stil. 2 Ook werden de fonteinen des afgronds, en de sluizen des hemels gesloten, en de plasregen van den hemel werd opgehouden. 3 Daartoe keerden de wateren weder van boven de aarde, heen en weder vloeiende, en de wateren namen af ten einde van honderd en vijftig dagen. 4 En de ark rustte in de zevende maand, op den zeventienden dag der maand, op de bergen van Ararat. 5 En de wateren waren gaande, en afnemende tot de tiende maand; in de tiende maand, op den eersten der maand, werden de toppen der bergen gezien.
2e lezing Markus 16: 9-20
9 En als Jezus opgestaan was, des morgens vroeg, op den eersten dag der week, verscheen Hij eerst aan Maria Magdalena, uit welke Hij zeven duivelen uitgeworpen had. 10 Deze, heengaande, boodschapte het dengenen, die met Hem geweest waren, welke treurden en weenden. 11 En als dezen hoorden, dat Hij leefde, en van haar gezien was, geloofden zij het niet. 12 En na dezen is Hij geopenbaard in een andere gedaante, aan twee van hen, daar zij wandelden, en in het veld gingen. 13 Dezen, ook heengaande, boodschapten het aan de anderen; maar zij geloofden ook die niet. 14 Daarna is Hij geopenbaard aan de elven, daar zij aanzaten, en verweet hun hun ongelovigheid en hardigheid des harten, omdat zij niet geloofd hadden degenen, die Hem gezien hadden, nadat Hij opgestaan was. 15 En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle kreaturen. 16 Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden. 17 En degenen, die geloofd zullen hebben, zullen deze tekenen volgen: in Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen; met nieuwe tongen zullen zij spreken. 18 Slangen zullen zij opnemen; en al is het, dat zij iets dodelijks zullen drinken, dat zal hun niet schaden; op kranken zullen zij de handen leggen, en zij zullen gezond worden. 19 De Heere dan, nadat Hij tot hen gesproken had, is opgenomen in den hemel, en is gezeten aan de rechter hand Gods. 20 En zij, uitgegaan zijnde, predikten overal, en de Heere wrocht mede, en bevestigde het Woord door tekenen, die daarop volgden. Amen.