Mattheüs 1v 1-6a - 1978 | Geslachtregister no. 1
Let wel: Deze opname is t/m de eerste 25 minuten van de Verkondiging. Eerste van drie in de serie van de wording van Christus.
Schriftlezingen:
1e lezing Jesaja 11: 1-9
1 Want er zal een Rijsje voortkomen uit de afgehouwen tronk van Isaï, en een Scheut uit zijn wortels zal Vrucht voortbrengen. 2 En op Hem zal de Geest des Heeren rusten, de Geest der wijsheid en des verstands, de Geest des raads en der sterkte, de Geest der kennis en der vreze des Heeren. 3 En Zijn rieken zal zijn in de vreze des Heeren; en Hij zal naar het gezicht Zijner ogen niet richten; Hij zal ook naar het gehoor Zijner oren niet bestraffen. 4 Maar Hij zal de armen met gerechtigheid richten, en de zachtmoedigen des lands met rechtmatigheid bestraffen; doch Hij zal de aarde slaan met de roede van Zijn mond, en met de adem van Zijn lippen zal Hij de goddeloze doden. 5 Want gerechtigheid zal de gordel van Zijn lendenen zijn; ook zal de waarheid de gordel van Zijn lendenen zijn. 6 En de wolf zal met het lam verkeren, en de luipaard bij de geitenbok neerliggen; en het kalf, en de jonge leeuw, en het mestvee tezamen, en een klein jongske zal ze drijven. 7 De koe en de berin zullen tezamen weiden, hun jongen zullen tezamen neerliggen, en de leeuw zal stro eten, gelijk de os. 8 En een zuigeling zal zich vermaken over het hol van een adder; en een gespeend kind zal zijn hand uitsteken in de kuil van de basilisk. 9 Men zal nergens leed doen noch verderven op de ganse berg Mijner heiligheid; want de aarde zal vol van kennis des Heeren zijn, gelijk de wateren de bodem der zee bedekken.
2e lezing: Mattheüs 1: 1-6a
1 Het boek van het geslacht van JEZUS CHRISTUS, de Zoon van David, de zoon van Abraham. 2 Abraham gewon Izak, en Izak gewon Jakob, en Jakob gewon Juda, en zijn broeders; 3 En Juda gewon Fares en Zara bij Thamar; en Fares gewon Esrom, en Esrom gewon Aram; 4 En Aram gewon Aminádab, en Aminádab gewon Nahasson, en Nahasson gewon Salmon; 5 En Salmon gewon Boöz bij Rachab, en Boöz gewon Obed bij Ruth, en Obed gewon Jessai; 6 En Jessai gewon David, de koning;